Wonderwater
 Experiment zet homeopathie op scherp
© Maarten Keulemans, NOS Online
Vijftien jaar nadat de Franse immunoloog Jaqcues Benenviste voor een rel zorgde door te opperen dat homeopathie wel degelijk echt is, durft een chemicus het weer aan om over de homeopathie te beginnen. De vooraanstaande Zwitserse chemicus Louis Rey beweert over bewijs te beschikken dat water een geheugen heeft voor stoffen die erin opgelost hebben gezeten. Precies wat de homeopathie al jaren beweert – maar de meeste chemici geloven er geen snars van.
 
Samuel Hahnemann (1755-1843) wordt algemeen gezien als de grondlegger van de homeopathie. Sinds zijn onderzoeken en onderzoeksconclusies is er een grote welles/nietes-strijd losgebarsten rondom het fenomeen 'Homeopathie'.
En daar bracht een scheikundige opeens een bom tot ontploffing.
Water dat in aanraking is geweest met een bepaalde stof, heeft iets andere natuurkundige eigenschappen dan gewoon water. Zelfs als de vloeistof zo sterk wordt verdund, dat er van de toegevoegde stof geen molecuul meer over kan zijn, is het effect meetbaar. Water heeft een ‘geheugen’ voor stoffen waarmee het in contact is geweest. Ofwel: de homeopathie heeft gelijk.
Die bewering, afkomstig van de Zwitserse chemicus Louis Rey, staat niet in het eerste het beste tijdschrift, maar in het topvakblad Physica A. Geen wonder dat Reys artikel nu al zorgt voor vuurwerk. Water dat ‘onthoudt’ welke stoffen het is tegengekomen, het is voor een natuurkundige hetzelfde als zeggen dat kabouters bestaan. “Onwaarschijnlijk”, zeggen de tegenstanders. ‘Betrouwbare natuurkunde’, menen de voorstanders.
 
Maar Rey is zelf ook verbaasd. Eigenlijk wilde de oud-onderzoeksdirecteur van Nestlé juist aantonen dat homeopathie onzin is. Dat pakte even anders uit.
Rey doet onderzoek naar de manier waarop waterstofatomen in water precies vastzitten aan zuurstofatomen. Dat doet hij met een methode die ‘thermoluminescentie’ heet. Het water wordt diepgevroren tot min 196 graden Celsius, en beschoten met gamma- en röntgenstraling. Als het ijs daarna weer wordt opgewarmd, komt er een moment waarop het een beetje licht uitzendt. De hoeveelheid licht die vrijkomt, vertelt hoe de waterstofverbindingen precies zitten.
 
De Zwitser voerde zijn experiment uit met zwaar water waarin de zouten lithiumchloride (LiCl) en keukenzout (sodiumchloride, NaCl) waren opgelost. Tijdens de opwarming kwam de lichtpuls rond de min honderd graden Celsius. Aangezien beide zouten waterstofverbindingen vernietigen, zonden de oplossingen minder licht uit dan puur water.
Met de homeopathie in zijn achterhoofd, besloot Rey de oplossingen te verdunnen. Precies zoals een echte homeopaat dat zou doen, verdunde hij de twee zoutoplossingen talloze keren, waarbij hij iedere verdunde oplossing heftig schudde.
Op het laatst zat hij met een oplossing waarin logischerwijs geen molecuul lithiumchloride of keukenzout meer in aanwezig was.
Toen gebeurde het. Rey voerde opnieuw het thermoluminescentie-experiment uit – en ontdekte dat de lichtpiekjes van de vloeistoffen nog steeds van elkaar verschilden. Het water waarin de zouten had gezeten, zond minder licht uit dan onbehandeld water. Dat kan alleen maar betekenen dat de waterstofverbindingen in de drie vloeistoffen anders in elkaar steken, meent Rey. De zouten hadden een blijvende invloed op het water.
 
De homeopathie veronderstelt dat al jaren: Een geneesmiddel zou sterker gaan werken naarmate de oplossing waarin het zit meer wordt verdund.
Critici denken echter dat er iets is misgegaan bij het experiment.
De vooraanstaande Britse wateronderzoeker Martin Chaplin wijst er in een commentaar op dat de lichtpiekjes die Rey heeft waargenomen er wellicht op duiden dat de ijskristallen iets anders gaan zitten, ofwel een zogeheten faseovergang ondergaan. “Reys uiteenzetting voor het geheugen van water komt me zeer onwaarschijnlijk voor.” Anderen denken dat er microscopische vuiltjes in Reys watermonsters zijn gekomen, of dat Rey een andere vergissing heeft gemaakt.
Maar bijval is er ook. De Franse thermoluminescentie-expert Raphael Visocekas was erbij toen Rey zijn experimenten deed, en benadrukt dat het rare onderzoeksresultaat keer op keer terugkwam. Rey zelf is niet de eerste de beste: de Zwitser heeft honderddertig artikelen gepubliceerd, is redacteur van zestien boeken en was verbonden aan onder meer de Universiteit van Dijon en de Universiteit van Californië.
Over één ding is iedereen het eens: het experiment moet worden herhaald in andere laboratoria, en snel een beetje. Rey weet dat zijn hoofd op het hakblok ligt. De vorige onderzoeker die serieus beweerde dat water dingen kan onthouden was de Franse immunoloog Jacques Benenviste. In het topblad Nature meldde hij in 1988 dat een oplossing waarin ooit antistoffen hadden gezeten nog altijd menselijke witte bloedlichaampjes activeerden.
Maar andere onderzoekers slaagden er niet in Benenvistes resultaat te herhalen. Het ene moment was Benenviste nog een van Europa’s meest vooraanstaande allergie-onderzoekers; het volgende moment had hij geen laboratorium of onderzoeksgeld meer en werd hij overal ter wereld openlijk door het slijk gehaald.
Bron:Louis Rey, ‘Thermoluninescence of ultra-high dilutions of lithium chloride and sodium chloride’. 2003